Computergestuurd elektrodermaal stoorveldonderzoek
(GEEN elektroacupunctuurmetingen vlgs. Voll, maar gebaseerd op afleidingen zoals bijvoorbeeld ECG, EEG, EMG, etc.)
Het elektrodermaal matrix- of stoorveldonderzoek is ontwikkeld door de Universiteit van Heidelberg (Dld) en stelt de onderzoeker in staat elektromagnetische processen te bestuderen die in elk menselijk lichaam plaatsvinden.
Deze diagnosemethodiek is een moderne variant op de reeds lang bestaande afleidingen die wij kennen als ECG; EEG; EMG; etc. De meetprocedure is gelijk aan voormelde onderzoeken en verloopt volgens dezelfde neuro- fysiologische processen. Er is echter een verschil: bij de traditionele diagnostica wordt, zonder manipulatie van buitenaf, uitsluitend de activiteit gemeten van organen en orgaansystemen zoals die op het moment van de meting plaatsvindt.
Bij het elektrodermaal matrix- of stoorveldonderzoek worden telkens, in afwisseling, negatieve en positieve stroomimpulsen via de computer het lichaam ingestuurd. Hierdoor is het mogelijk de interne veranderingen als antwoord van het organisme op dergelijke stromen vast te leggen, wat iets zegt omtrent de reguleerbaarheid van organen en orgaansystemen.
Door toename van kennis en inzicht in de moleculaire celbiologie weet men tegenwoordig dat alle levende organismen regulatief reageren op interne en externe veranderingen. Gezonde organen en orgaansystemen reageren flexibel en adapteren snel en in overeenstemming met de kracht van de aangeboden impulsen. Daarentegen hebben (aangetaste) systemen hun flexibiliteit verloren; zijn rigide (star) geworden en adapteren onvoldoende of juist excessief. Zo wordt ziekmakende activiteit zichtbaar die normaal gesproken niet wordt onderkend en zeker niet in verband wordt gebracht met ziekteprocessen.
Algemeen
Met behulp van biomedische diagnostische methodieken kunnen elektrische eigenschappen van het organisme worden gemeten. Veranderingen van deze eigenschappen worden, na toediening van spanningsverschillen, gekarakteriseerd en vervolgens diagnostisch geïnterpreteerd (Bergsmann, 1979; Breier, 1982 ). Afhankelijk van de plaats waar deze spanningsverschillen worden toegediend kunnen de gevonden meetwaarden informatie verschaffen omtrent het functioneren van organen en orgaansystemen. In de loop der tijd is een veelheid van technieken ontwikkeld.
Zij onderscheiden zich in belangrijke mate door grootte en type stroom waarmee de meting plaatsvindt. Voorts kan de lokalisatie op het lichaam, waarvan men de afleiding neemt, verschillen. Bij de impulsdermografie, ontwikkeld door Jahnke en Bergsmann, maakt men gebruik van een gepulseerde (10 Hz) positieve en negatieve gelijkstroom welke met behulp van een elektrode wordt gemeten. Deze methode is gericht op het meten van zowel elektrische weerstand als de retourstroom. Deze retourstroom wordt zonder functioneren van een externe krachtbron gemeten (Jahnke 1974).
Het elektrodermaal matrix- of stoorveldonderzoek is gebaseerd op eenzelfde principe; een belangrijk verschil met de impulsdermografie vormt echter de elektrodeligging en het gebruik van een 13 Hz- stroom voor de recording (Fehrenbach, 1981; Kenyon, 1985).
Principe
In vele vaste lichamen is de weerstand, dus verhouding tussen stroom en spanning, constant. Dit is echter niet altijd het geval. De weerstand kan afhankelijk zijn van de hoogte van de meetspanning en bij wisselstroom-
metingen bovendien van de frequentie.
Wanneer tevens in de materie zelf een elektrische spanning bestaat ( in het organisme b.v. de membraanpotentiaal), dan werkt deze ingebouwde spanning ook in op de ladingsveranderingen tengevolge waarvan de stroomwaarden veranderen.
Algemeen kan worden gesteld dat het begrip elektrische weerstand betrekking heeft op een substantie die een weerstand veroorzaakt en die tegengesteld werkt aan de beweging van elektrische ladingen of ladingdragers die de krachtlijnen van het elektrisch veld volgen.
Indien men dit betrekt op de huidweerstand, betekent dit, dat wanneer de huid en het lichaam door de meetstroom worden doorlopen, men weliswaar de verhouding spanning ten opzichte van stroom kan uitrekenen, maar dat het onmogelijk is een uitspraak te doen over het mechanisme van de stroomdoorgang. Dit komt omdat men te maken heeft met een niet-homogene, veellagige, complexe substantie.
Zo zullen in de elektrolyten chemische veranderingen optreden als gevolg van ionenbewegingen; gebeurtenissen die reeds in niet levende systemen complex zijn. Bij levende weefsels, met hun verschillende en gelaagd gerangschikte elektrolyten, met meer of minder permeabele membranen met van elektrische ladingen voorziene grenslagen of dubbellagen, wordt het aanduiden van de weerstand uiterst gecompliceerd.
Omdat het weefsel onder de huid een zeer lage weerstand heeft in verhouding tot de huid, wordt deze meestal verwaarloosd. In tegenstelling tot het elektrodemateriaal, dat bekende en constante spanningseigenschappen dient te hebben, zijn de polarisatie- eigenschappen van de huid zelf in principe onbekend en zeker niet constant.
Deze polarisatie-eigenschappen maken dat de meting met gelijkstroom een weerstandsverloop te zien geeft dat tijdsafhankelijk is; d.w.z. de weerstand is een functie van de meetduur. Omdat huidweerstandswaarden afhankelijk zijn van de ionenconcentraties en daardoor ook van de stofwisseling, wordt duidelijk dat een niet symmetrische huidweerstand van het lichaam zal berusten op bepaalde pathologische toestanden.
Een relatie met een afwijking in de normaal gesproken, symmetrische nervale verzorging, wordt hierbij gemaakt. Hieruit volgt dat de elektrische huidweerstand bij het menselijk organisme d.m.v. stroom en spanning in principe kan worden gemeten en dat de verklaringen voor de meetresultaten, in termen van processen in de huid en hun betrekkingen tot de structuur van de materie, sterk zijn ontwikkeld. Algemeen worden elektrische effecten hoofdzakelijk als indicatie gebruikt voor het waarnemen van veranderingen in het interne milieu. Op deze manier is dan ook de weerstand te beschouwen als een betekenisvolle paramater van de gemeten substantie.