BTW-protest

Praktijk Solleveld » BTW-protest

Aan de Inspecteur der Belastingen
Inputplein 1
3821 AM Amersfoort

 

Soest, 1 februari 2014

 

Betreft: Protest tegen de opgelegde BTW-heffing- en betalingsplicht op gezondheidskundige verzorging en/of behandelingen van de mens.

 

Geachte Inspecteur,

Met verwijzing naar (1) de gerechtelijke uitspraak van het Hof in het Solleveld – Van den Hout – van Eijnsbergen – arrest en (2) rekening houdend met de Betekening van Conclusie van de Advocaat-generaal in gevoegde prejudiciële zaken C-443/04 en C-444/04; Solleveld e.a. uitgesproken te Luxemburg op 16-12-2005 (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen) waarin wordt gesteld:

A. (punt 64): “…………… Het zou niet in overeenstemming zijn met de zin en het doel van artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn wanneer een handeling waarvan vaststaat dat deze als gezondheidskundige verzorging van de mens moet worden aangemerkt, uiteindelijk toch aan BTW wordt onderworpen omdat zij in geen traditioneel beroepsprofiel past……………..”, en verder concluderend:

B. “……Ingevolge artikel 13, A, lid 1, sub c. Van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde: uniforme grondslag, bevoegd om te definiëren welke handelingen op het gebied van de gezondheidskundige verzorging van de mens als werkzaamheden behorend tot een bepaald (para)medisch beroep moeten worden aangemerkt en als zodanig zijn vrijgesteld van BTW. De betrokken definities moeten echter voldoende open zijn om ook alternatieve en interdisciplinaire methoden, die als gezondheidskundige verzorging zijn erkend, onder een of meerdere beroepsgroepen te kunnen indelen………”.

laat ondergetekende middels dit schrijven weten dat hij – vanaf 1 januari 2013 –  onder protest de hem door de Staat opgelegde BTW-heffingplicht op gezondheidskundige behandelingen van de mens vooralsnog onder protest uitvoert op de door  hem uitgevoerde (internationaal) erkende medische verrichtingen en – voor zover van toepassing – ingevolge daarvan ook onder protest deze omzetbelasting afdraagt.

Niet onvermeld wil ik laten dat de overheid op oneigenlijke gronden omzetbelasting laat heffen op handelingen die (volgens hen) niet tot de initiële opleiding behoren, wat  indruist tegen de uitspraak van het Europese Hof dat heeft beslist dat slechts een kwaliteitseis mag worden gesteld aan alle behandelaars in het veld. Met de uit het Kunduz-akkoord voortvloeiende BTW-heffing op gezondheidskundige behandelingen van de mens, heeft de overheid derhalve niet de voormelde kwaliteitseis aangehouden als richtlijn voor heffing, doch is zij daarmee tevens voorbij gegaan aan de door mij in cursief aangegeven punten zoals vermeld onder punten A en B.

Gelet op het feit dat het communautaire recht prevaleert boven het nationaal recht en een en ander op termijn zou kunnen impliceren dat de Nederlandse Staat in strijd met dat recht handelt of heeft gehandeld door ondergetekende de heffingplicht van omzetbelasting op gezondheidskundige behandeling van de mens op te leggen, stelt ondergetekende de Staat der Nederlanden nu reeds aansprakelijk voor alle geldelijke alsook niet-geldelijke gevolgen van voornoemde opgelegde verplichting.

Lees ook: Overheid mag discriminerende btw-maatregel toe blijven passen AVIG persbericht 031013 (PDF)